De aanleg van de A4-Zuid is een oude wens van zowel het rijk als de provincie. De voorbereiding is al vele jaren bezig, maar dreigde meermalen stuk te lopen op juridische procedures en geldgebrek. De aanleg leek zelfs helemaal van de baan, toen de Raad van State in 2001 een deel van het tracébesluit uit 1997 vernietigde. Maar zowel de lokale, regionale als landelijke overheid heeft nog nimmer de ogen kunnen sluiten voor de voordelen van een betrouwbaardere, snellere en veiliger verbinding tussen de Rotterdam en Antwerpen. De besluitvorming over de A4-Zuid kan daardoor bogen op een indrukwekkend dossier, als gevolg van ruim tien jaar studie, discussie en besluiten die al of niet werden teruggedraaid.
In 1993 is het deel tussen de aansluiting op de A58 (knooppunt Markiezaat) en de Belgische grens in gebruik genomen, de 'Zoomweg-zuid'. Omdat met België afspraken gemaakt moesten worden over de grenspassage van de snelweg, reikte de A4 voor die tijd slechts tot de aansluiting op de A58 bij Bergen op Zoom. De provincie Noord-Brabant zorgde vervolgens voor een verdere verbinding naar het noorden via de noordelijke Randwegnaar de N259. Het geld ontbrak echter om geheel als autoweg of autosnelweg uit te voeren. Sinds die tijd vervult de N259 de functie van vervangende A4.
In 1992 is een samenhangende studie Trajectnota/Milieu-effectrapport A4/A16 van start gegaan. Die resulteerde in 1995 in een Trajectnota/MER, met vele alternatieven voor zowel de A16 als de A4/N259. Minister Jorritsma wilde aanvankelijk niet verder gaan dan verbreding van de A16 en het aanleggen van de 'omlegging Halsteren'. Maar de Tweede Kamer verlangde in maart 1996 van haar dat ze de A4-Zuid volledig zou voltooien tot Dinteloord. Dat leidde tot een tracé oostelijk van Halsteren, langs Klutsdorp en oostelijk van Steenbergen naar Dinteloord, met aansluiting op de A29 richting Rotterdam. Het oostelijke tracé maakte bundeling met de bestaande weg (N259) mogelijk. Doorsnijding van het open gebied westelijk van Steenbergen werd voorkomen. De milieubeweging was tegen het plan omdat de noodzaak van een autosnelweg onvoldoende zou zijn aangetoond. De gemeente Steenbergen en veel inwoners maakten bezwaar tegen de 'bundeling' van de nieuwe snelweg met de N259. Gevreesd werd voor verkeersoverlast op de Franseweg (N257), die vanuit het westen dwars door Steenbergen zou aansluiten op de nieuwe snelweg. Het woon- en leefmilieu zou er teveel van te lijden krijgen, tenzij er een alternatieve route voor de N259 zou worden gebouwd.
Maar de minister stelde het Tracébesluit toch ongewijzigd vast. Ze startte een aanwijzingsprocedure tegen de gemeente, om hen te verplichten mee te werken aan de planologische procedures. Ook de Tweede Kamer wees moties af tegen het tracé en de snelwegkeuze. Dat leidde tot 50 beroepen bij de Raad van State. Het resultaat daarvan was vernietiging van het besluit de nieuwe weg oostelijk van Steenbergen aan te leggen. De Raad van State stelde dat de afweging tussen een oostelijk- en westelijk tracé om Steenbergen onvoldoende kwaliteit had. Het hoogste rechtsorgaan ging wel akkoord met de rest van het Tracébesluit, op enkele detailwijzigingen na. De discussies over nut en noodzaak, evenals over de tracé's bij Dinteloord en Bergen op Zoom konden na deze uitspraak worden gesloten.
Bron: Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Zie ook: Het dossier Nota Ruimte van het ministerie van VROM.